De luchtoorlog

De luchtmacht was tijdens de Tweede Wereldoorlog voor beide partijen één van de belangrijkste wapens. In de verovering van West-Europa door de Duitsers speelden ze een belangrijke rol. Na 1940 keerde het tij en ging de Britse luchtmacht de luchtoorlog steeds meer bepalen. De geallieerde dreiging vanuit de lucht nam toe. Die werd nog groter toen de Verenigde Staten zich actief met de oorlog in West-Europa gingen bemoeien.

Na 1940 kwam het initiatief steeds meer bij de Royal Airforce (de Engelse luchtmacht) te liggen. Britse bommenwerpers vlogen over de Noordzee en het Waddengebied naar Duitsland. De geallieerden konden, mede doordat de Verenigde Staten gingen meevechten, over steeds meer vliegtuigen en piloten beschikken. In Duitsland nam de dreiging vanuit de lucht toe. Tot juni 1944 konden de geallieerden Duitsland uitsluitend vanuit de lucht aanvallen. Dat deden ze veelvuldig. Britse en Amerikaanse bommenwerpers bombardeerden industrieën die belangrijk waren voor de oorlogvoering. Ook strategische havens en industrieën in Nederland waren doelwit. Zo werden de haven van IJmuiden en de rijkswerf in Den Helder aangevallen.

De geallieerden bombadeerden ook Duitse steden om de weerstand van de bevolking te breken. Dit had weinig succes. En tot op de dag van vandaag staat de vraag naar de rechtvaardiging van deze bombardementen ter discussie.

 

Aan het begin van de oorlog lag het initiatief bij de Luftwaffe. De snelle inname van West-Europa was mede mogelijk door de Duitse overmacht in de lucht. Jachtvliegtuigen en bommenwerpers ondersteunden de Duitse tank- en infanterie-eenheden. Deze konden hierdoor snel bewegen. Transportvliegtuigen brachten luchtlandingstroepen ver achter de frontlinies. In Nederland mislukte de overname van het regeringscentrum. Het bombardement op Rotterdam brak de weerstand. Nederland capituleerde en Den Haag werd alsnog bezet door Duitse troepen.

Een zoeklicht van de Auxiliary Territorial Service (ATS) in het Verenigd Koninkrijk op zoek naar Duitse bommenwerpers.

Nadat Duitsland West-Europa in handen had, ging de Luftwaffe meteen over tot de aanval op Engeland. London werd regelmatig gebombadeerd. Van 10 tot 31 oktober 1940 leverden Britse en Duitse piloten slag om het luchtruim. Deze strijd staat bekend als de Battle of Britain (de Slag om Engeland). Na deze slag was het gedaan de aanvallende overmacht van de Duitse luchtmacht. Toch wist zij de Britse industriestad Coventry op 14 november 1940 met vijfhonderd bommenwerpers nog compleet in de as te leggen. Meer dan vijfhonderd burgers vonden hierbij de dood.