Communicatie en apparatuur

Vanaf februari 1942 werd de Neue Westwall aangelegd. Langs de kust bouwden de legeronderdelen bunkers voor kustgeschut en luchtafweergeschut, vuurleidings- en observatieposten, bunkers voor nabijverdediging en voor flankerend geschut, munitiebunkers en manschappen verblijven, maar ook communicatiebunkers, radarbunkers en commandobunkers.

 

Om de vliegtuigen naar hun doel in Engeland te leiden, plaatste de Luftwaffe peilzenders, reusachtige draaibare installaties op cirkelvormige betonnen ringen. Zij kregen namen als Knickebein en Bernhard. Deze installaties zonden een signaal uit. Door middel van een kruispeiling van twee verschillende zenders werd het doel in Engeland voor de  Duitse vliegtuigen gemarkeerd. Wanneer zij dit punt bereikten hoorden zij een signaal waarop ze hun bommen afwierpen. Deze installaties waren vooral actief tijdens het eerste deel van de oorlog toen Duitsland nog geloofde in een offensief tegen Engeland en er nog geen sprake was van een oorlog op twee fronten. Na de bezetting van Nederland werd bij Den Helder een Knickebein Gerät opgericht. Later bij Schoorl een Bernhard.

Geavanceerde radarinstallaties

De Luftwaffe en de Kriegsmarine beschikken al in het begin van de oorlog over geavanceerde radarinstallaties. De marine had zijn eigen type Mammutbunker (V143) om oppervlakte schepen te detecteren. De Freya radar was de eerste die vliegtuigen op afstand kon ‘zien’. Vanaf 1942 kwamen er radarinstallaties langs de kust die vliegtuigen al op grote afstand detecteerden: op 300 kilometer met de Mammut radar en op 200 kilometer met de Wassermann radar. Deze radarinstallaties vormden de eerste linie en ze stonden uitsluitend in het kustgebied opgesteld met een onderlinge afstand van zo’n 65 kilometer om de aanvliegende geallieerde formaties ver van tevoren te traceren. De Würzburg radar was bestemd voor detectie van vijandelijke toestellen op kortere afstand (40 km). Met deze radar kon de vlieghoogte van de vijandelijke toestellen worden vastgesteld. Het bereik werd met de komst van de Würzburg Riese nog eens vergroot tot 85 km.  Alleen voor de Mammut en Wassermann waren grote bunkers ontworpen als onderstel en directe behuizing van de apparatuur, alle als standaard ontwerpen bepaald.

De Luftwaffe beschikte over twee radars voor de lange afstand: de Mammut en de Wassermann. Zij hadden verschillende specifieke bunkers als onderstel. De kleinere Freya en Würzburg installaties stonden op betrekkelijk kleine onderstellen. Manschappen en apparatuur van deze installaties waren in dunwandige bunkers in de directe omgeving ondergebracht.

Gezicht op West-Terschelling, met op het Seinpaalduin de Wassermann radar-antenne, die Engelse eskaders kort na het opstijgen kon waarnemen.

Achter de eerste linie van radarstations langs de kust was over heel West-Europa een netwerk van radarinstallaties uitgespreid. De installaties hadden een onderlinge afstand van ongeveer 40 kilometer. Op elke plek werd een Würzburg radar gecombineerd met een zoeklicht. De radar signaleerde het aanstormende vliegtuig dat daarna in het zoeklicht werd gevangen.  

Würzburg D vuurleidingsradar nabij de Flak-batterij Hollum.

(Ameland, 6 augustus 1942)

Unterstände für Funkmessgeräte-Auswertung

Alle signalen werden doorgestuurd naar zogenaamde Unterstände für Funkmessgeräte-Auswertung Jafü (Jagdfliegerführer). Daarvan bestonden twee standaardtypen: L479 (Anton) en L487 (Bertha). In deze bunkers werden alle bewegingen van vijandelijke- en van eigen vliegtuigen, die door de radar installaties in een groot gebied werden gesignaleerd, verzameld. Vervolgens werden ze geprojecteerd op een glazen scherm waarop de coördinaten stonden en de kustlijn was afgebeeld, een zogenaamde Seeburgtisch.


Wehrmachthelferinnen

De projectie op het scherm werd verzorgd door zogenaamde blitzmädel (officieel Wehrmachthelferinnen), vrouwen in dienst van de Duitse luchtmacht die in deze commandocentra werkten. Vanuit hier werden de Duitse jagers naar hun doelen, de geallieerde vliegtuigen, geleid. Gegevens werden ook doorgestuurd naar de centrale commandocentra in Stade bij Hamburg, Deelen (Diogenes), en Metz. Deze stonden weer in directe verbinding met het hoofdkwartier van de Luftwaffe in Berlijn. Op deze wijze werden op grote schaal luchtbeschermingscentra gewaarschuwd en luchtafweer in stelling gebracht. In Nederland zijn van het type Bertha drie exemplaren gebouwd: op Terschelling als onderdeel van de Tiger Stellung, bij Zandvoort en bij Brielle. Een vierde stond gepland voor Den Helder, maar is niet gebouwd.

Blitzmädel of Luftwaffeherferinnen op een tribune van een luchtcommandobunker.