De strategische luchtoorlog

Nachtjagd en Tagjagd

In de herfst van 1940 verloren de Duitsers de Luchtslag om Engeland, de beroemde Battle of Britain. Hierna zette de Britse luchtmacht een nachtelijk bombardementsoffensief op Duitsland in. Aanvankelijk werden deze bombardementen op de Duitse steden en oorlogsindustrie met relatief kleine aanvalsformaties van enkele tientallen toestellen uitgevoerd. In de loop van de oorlog groeide dit uit tot een vernietigend luchtoffensief, waarbij vrijwel iedere nacht vele honderden viermotorige zware bommenwerpers de Duitse steden in as gooiden en duizenden slachtoffers maakten.

 

De Britse bommenwerperformaties vlogen op hun heenweg en terugweg meestal over het IJsselmeer en het Waddengebied, vanuit de veronderstelling dat de Duitse luchtverdediging boven zee minder sterk was dan boven land. Daarnaast waren de navigatie ijkpunten langs de Waddeneilanden beter te herkennen dan die op het verduisterde vasteland.

 

Om te voorkomen dat de Britse bommenwerpers Duitsland zouden bereiken, besloten de Duitsers al in 1940 een sterke voorwaartse luchtverdedigingsgordel in Nederland in te richten en in dit Vorfeld zoveel mogelijk tegenstanders neer te schieten. Vanaf de tweede helft van 1940 werden daartoe langs de Waddenkust radarstations gebouwd voor het opsporen van geallieerde vliegtuigen en het geleiden van de eigen jachtvliegtuigen. In het Nederlandse achterland - zoals in Leeuwarden - werden grote vliegbases voor Duitse jachtvliegtuigen aangelegd. De radar sectoren kregen als codenaam allemaal een naam uit het dierenrijk: die op Schiermonnikoog werd Schlei (zeelt, een zoetwatervis) genoemd, die op Terschelling Tiger (tijger).

Kaart van de Duitse radargordel in het Nederlandse Waddengebied, april 1943. De radarstations Hering (Medemblik), Salzhering (Den Helder), Tiger (Terschelling), Schlei (Schiermonnikoog), Löwe (Marum), Eisbär (Lemmer), Gazelle (Veendam) en Jaguar (op het Duitse Waddeneiland Juist) dekten het volledige Nederlandse Waddengebied af. Elk geallieerd vliegtuig dat het Waddengebied binnenvloog werd zo door het elektronisch oog van de Duitse grondradars uitgepeild en kon elk moment onderschept worden door een Duits jachtvliegtuig. (Coll. BA/MA, RL 884)

De opstelling van een Duits radarstation in de Nachtjagd, zoals die van Schlei en Tiger er ook uitzagen. Links en in het midden zijn twee Würzburg-Riese radars voor het peilen van vliegtuigen op de korte afstand, en rechts staat een Freya radar voor peilingen op lange afstand. Met behulp van deze radars werd de precieze hoogte en afstand tot de Britse bommenwerpers vastgesteld en de Duitse nachtjagers via radiocontact met de gevechtleidingsofficier in de sector naar hun tegenstanders in de lucht geleid. (Coll. Carsten Petersen)

In deze formidabele en door de Britse bommenwerper crews gevreesde nachtelijke verdedigingslinie werden door de Nachtjagd (nachtjagers) tussen 1941 en midden 1943 honderden vliegtuigen neergehaald. Alleen al door nachtjagers die in de radarsectors Tiger en Schlei patrouilleerden werden naar schatting 168 bommenwerpers neergehaald, waarbij minstens 800 vliegers het leven lieten.

 

In de zomer van 1943 wisten de Engelsen in één klap de Duitse luchtverdedigingsradars lam te leggen door het uitwerpen van Window. Dit waren miljoenen aluminium strips, die de ontvangst van de radars compleet stoorden. Daarmee stortten de pijlers van de nachtelijke luchtverdediging in het Waddengebied in en was de strategische rol van de Nachtjagd in dit gebied grotendeels uitgespeeld.

 

De strategische luchtoorlog in West-Europa tegen Duitsland was tot begin 1943 alleen een Brits-Duits conflict. Vanaf februari 1943 voerde ook de Amerikaanse luchtmacht overdag bombardementen op de Duitse oorlogsindustrie uit, waarmee het 'round-the-clock' bombardementsoffensief op Duitsland een feit was; 's nachts de Britten, overdag de Amerikanen. Dit duurde tot aan de Duitse capitulatie in mei 1945. Net als de Britten vlogen de Amerikanen veelvuldig over het Waddengebied Duitsland binnen. Zo werden vanaf begin 1943 ook overdag in dit gebied diverse luchtslagen tussen Duitse Tagjagd (dagjagers) en de Amerikaanse Combat Boxes uitgevochten.

De standaard nachtjager die tussen 1940 en 1943 in het Waddengebied werd ingezet, de Messerschmitt Bf110. Waarschijnlijk behoort dit toestel tot II./NJG1, de eenheid die met veel succes vanaf Leeuwarden en Bergen-aan-Zee in het Waddengebied opereerde. Op de neus van het toestel is het wapenschild van de Nachtjagd zichtbaar, een Duitse adelaar die zich in het hart van Engeland stort. (Coll. Wim Govaerts)

Eén van de Duitse nachtjacht 'azen' die tussen 1941 en 1943 grote triomfen behaalde in de nachtelijke luchtoorlog in het Waddengebied was Major Helmut Lent. Voordat hij op 7 oktober 1944 bij een vliegongeval om het leven kwam, schoot hij in totaal 110 vliegtuigen neer. Daaronder waren 26 Britse bommenwerpers die hij, vliegend vanaf vliegbasis Leeuwarden, in het Nederlandse Waddengebied neerhaalde. Hij behaalde naar schatting de helft van deze overwinningen in de radarsector Tiger; de overige in Löwe (3), Salzhering (1), Schlei (6) en Eisbär (3). (Coll. Lieuwe Boonstra)

Nachtjagers: Tiger

Op twee Nederlandse Waddeneilanden werden in 1941 radarstellingen gebouwd voor het uitpeilen van binnendringende geallieerde bommenwerpers en het geleiden van Duitse nachtjagers. Op Terschelling verrees in de zomer 1941 de sector Tiger (tijger), op Schiermonnikoog in de lente van 1941 de sector Schlei (zeelt). Beide radarstations werden uitgerust met een Freya radar voor het uitpeilen van vijandelijke vliegtuigen, en vanaf 1942 ook met twee Würzburg precisieradars voor het uitpeilen van een vijandelijke bommenwerper en een eigen nachtjager op de korte afstand. Vanaf medio 1942 werd Tiger bovendien versterkt met twee Wassermann radars, waarmee geallieerde vliegtuigen op een afstand van 300 kilometer konden worden gepeild.

 

Tiger zou in de loop van de nachtelijke luchtoorlog uitgroeien tot één van de meest succesvolle grondleidingsradarstations in heel bezet Europa. Onder leiding van de gevechtleidingsofficier in de sector Tiger werden tussen september 1941 en juli 1944 door nachtjagers naar schatting 120 bommenwerpers neergeschoten, waarvan het merendeel in de slikken van het wad of in de Noordzee verdween.

 

Als voorbeeld van een doorsnee nacht wanneer de Britse bommenwerperstromen via het Waddengebied vlogen, gaan we in op de gebeurtenissen in de nacht van 19 op 20 februari 1943. Die nacht werden 338 bommenwerpers naar Wilhelmshaven gestuurd, waar ze in 40 minuten tijds midden op de avond hun bommenlast dropten. Twaalf vliegtuigen kwamen niet terug. Het weer was erg slecht, maar desondanks vlogen toch meer dan vijftig nachtjagers patrouilles in Noordwest-Duitsland en het Waddengebied. Elf van hen raakten in gevecht met bommenwerpers, wat resulteerde in negen Britse vliegtuigen die - alle op hun terugvlucht naar Engeland - werden neergeschoten. Zes van hen werden door drie nachtjagers van de vliegbasis Leeuwarden in het Nederlandse Waddengebied neergeschoten, de helft onder geleiding van de sector Schlei, en de andere helft in Tiger.

 

Eerste luitenant (Oberleutenant) Hans-Joachim Jabs, de commandant van 11./NJG1, schoot binnen 44 minuten in Schlei onder leiding van de grondleidingsofficier Oberleutenant Maier drie Short Stirlings van vijftien Squadron neer. De bommenwerpers stortten allemaal neer in de Noordzee, op 5 km ten noorden van Ameland, 10 km ten westen van Schiermonnikoog, en 45 km ten noorden van Terschelling. Dit waren Jabs' 20e tot 22e overwinningen, en de 53e tot 55e van Maier. Onder de bommenwerper bemanningen was geen enkele overlevende; 52 mannen vonden de dood in de ijskoude Noordzee bij Ameland, Vlieland, Schiermonnikoog, Terschelling en Texel. De meesten van hen staan tot op heden als vermist te boek.

In de Operatiekamer van vliegbasis Leeuwarden worden, ergens in de eerste helft van 1942, de Nachtjagd bemanningen geïnstrueerd over de operaties in de komende nachtelijke uren. Oblt. Lent, de Gruppenkommandeur van II./NJG2 staat links, met naast hem - toen nog onderofficier - Gildner. De vliegers dragen diverse types zwemvesten, voor patrouilles boven de Noordzee. (Coll. Rob de Visser)

Oberleutenant Paul Gildner, de commandant van 1./NJG1, behaalde twee overwinningen (zijn 42e en 43e), onder leiding van Tiger op Terschelling. Onderofficier (Uffz.) Heinz Huhn, de radarman van Gildner, schreef in zijn dagboek:

"We zitten deze nacht te wachten in de Operatiekamer (de ruimte van waaruit de vliegoperaties worden gecoördineerd). Buiten hangt een dikke laag mist en het grondzicht is daardoor slecht. We krijgen rapporten binnen dat vijandelijke toestellen Wilhelmshaven aanvliegen. Door het slechte weer kunnen we echter niet opstijgen en ze achterna gaan. Gildner wil het toch proberen, hij stelt voor de oude maar stabiele Dornier te gebruiken. De bommenwerpers vliegen op hun terugtocht door de radar gordel in ons gebied. We besluiten het er op te wagen en alsnog op te stijgen. Boven de mist is een volle maan. De Dornier is niet uitgerust met vlammendempers op de motoruitlaten, dus lekken langgerekte vlammen uit de uitlaten. De radio en radar apparatuur in het toestel zijn volledig versleten. Ik schakel de Lichtenstein boordradar daarom uit en zo zijn we gedwongen met het blote oog te zoeken. We krijgen direct het bevel een patrouille in Tiger te vliegen. De eerste 'koerier' (codewoord voor Britse bommenwerper) is een Halifax. De Britse bemanning voelt zich boven zee waarschijnlijk veilig en verwacht geen aanval. Gildner zet de aanval in, de koerier vliegt in brand en stort om 21.05 uur in de Noordzee. Sieg Heil.

 

Het vizier om mee te mikken is inmiddels stuk en slechts één kanon vuurt nog. We worden door de grondleiding op een volgend vliegtuig afgestuurd. We zien hem om 21.10 uur. Weer een Halifax. Op de achtergrond rijst nog een enorme kolom rook van onze eerste Abschuss op uit het water. Eén aanval, de koerier trekt een lange streep rook achter zich aan, explodeert en valt in het water. Het is 21.16 uur

Ons eigen toestel is door tegenvuur geraakt in de propellers

We worden door de grondleiding van Tiger naar een derde toestel geleid, dit keer is het een Amerikaanse Boeing. De radioverbinding met Tiger is heel slecht omdat een radiozender op de grond het heeft begeven. Ik voel zweet langs mijn hele lichaam druipen, ik ben voortdurend knoppen aan en uit aan het draaien en met de boordradio in de weer om toch nog wat berichten te kunnen ontvangen. En m'n vliegerhelm knelt om m'n hoofd. Ondanks al deze ellende lukt het nog steeds zichtcontact met de vijandelijke bommenwerper te houden. We manoeuvreren ons in de aanvalspositie. Gildner opent het vuur, maar slechts drie van onze machinegeweren geven nog vuur af, en geen van de kanonnen. Onze tegenstander brandt nog niet. We doen nog een poging en geven een straal vuur af, maar moeten de aanval afbreken omdat een tweede koerier op slechts 200 meter afstand van ons komt vliegen. Onze derde tegenstander komt er zo helaas mee weg, we kunnen hem slechts als beschadigd rapporteren. Ons eigen toestel is door tegenvuur geraakt in de propellers.

 

We keren direct terug naar huis waar we veilig landen. In de Operatiekamer barst diezelfde nacht nog een groot feest los, met champagne en rode wijn. Jabs heeft drie bommenwerpers neergehaald, alle drie Short Stirlings. Onze derde tegenstander gaf een noodsignaal af en heeft Engeland waarschijnlijk ook niet meer gehaald."

Slechts vijf nachten later verongelukte Paul Gildner vlakbij vliegveld Gilze-Rijen in Brabant, doordat één van de motoren in zijn Messerschmitt 110 in brand vloog en hij neerstortte.

Een Dornier Do215 B-5 nachtjager op vliegbasis Leeuwarden in de zomer van 1942. (Coll. Helmut Conradi)

Fw. Heinz Vinke, hier in de zomer van 1943 staand tussen zijn boordschutter Uffz. Johann Gaa (links) en radio/radar man Fw. Karl Schödl (rechts), behaalde minstens 11 Nachtjagd overwinningen in het Waddengebied, waarvan in ieder geval vier onder geleiding van Tiger. Deze bemanning werd in de nacht van 17 op 18 augustus 1943 ten noorden van Borkum door een Britse nachtjager neergehaald. Vinke overleefde dit, maar zijn twee bemanningsleden zijn tot op de dag van vandaag vermist. Heinz Vinke werd na 18 uur ronddobberen in een klein rubberbootje uit de zee gered; hij sneuvelde een half jaar later alsnog. (Coll. Rob de Visser)

Nachtjagers: Schlei

Het tweede op een Nederlands Waddeneiland gebouwd Nachtjagd radarstation was Schlei op Schiermonnikoog. Onder leiding van Schlei werden tussen juni 1941 en juli 1944 door nachtjagers naar schatting 48 bommenwerpers neergeschoten. In de nacht van 18 op 19 juni 1941 was Schlei voor het eerst succesvol in de nachtelijke luchtoorlog. Van de 100 naar Bremen uitgestuurde Britse bommenwerpers werden die nacht zes neergehaald door nachtjagers. Voor Schlei was het direct drie keer raak.

 

Zeven minuten na middernacht werd leerling-officier (Offiziersanwärter - Ofw.) Paul Gildner samen met zijn vaste bemanning (radioman Uffz. Schlein en boordwerktuigkundige Uffz. Poppelmeyer) in Dornier Do215 B-5 G9+NM vanaf vliegveld Leeuwarden de lucht in gestuurd voor een patrouille in de sector Schlei. Onder leiding van Leutnant (Lt.) Schultze, de Jägerleitoffizier oftewel de jachtleider op de grond in Schlei, schoot Gildner in net iets minder dan een uur tijds drie bommenwerpers bij Ameland neer; dit waren zijn 12e, 13e en 14e overwinningen in de oorlog.

 

De volgende dag maakte Paul Gildner zijn gevechtsrapport op: 

 

"Over de radio kreeg ik het bevel om bij Schiermonnikoog op wachtpositie te gaan. Na twee uur vliegen en een aantal vruchteloze jachten op vijandelijke toestellen verder maakte ik visueel contact met een Wellington die op 4200 meter hoogte vloog. Rond 01.58 uur ging ik direct in de aanval en schoot van korte afstand, van schuin onder/achter op de vijand. Mijn tegenstander had me niet in de gaten. Mijn eerste aanval was direct raak: het toestel vloog in brand, viel in een verticale duik en crashte op het oostelijkste puntje van Ameland in de Waddenzee. Twee bemanningsleden werden op 19 juni om 14.00 uur in de buurt van Holwerd door een douane patrouille opgepakt. De andere vliegers werden dood aangetroffen. 

(Gildner's eerste slachtoffer was de 300 Squadron Wellington W5665 met een volledig Poolse bemanning. Vier man kwamen om, twee werden krijgsgevangen genomen).

Één aanval was voldoende: de machine begon direct te branden in de romp en beide vleugels

Na mijn eerste overwinning geleidde de grondradarofficier mij zonder resultaat naar diverse vijandelijke toestellen. Terwijl ik antwoordde op het bevel vanaf de grond; Vliegtuig nadert u via de radar', zag ik in de astronomische schemering een tegenstander ongeveer een kilometer achter en 100 meter hoger dan me vliegen. Ik rapporteerde onmiddellijk mijn zichtcontact aan het grondstation, dat tegelijkertijd radarcontact met deze vijand hield en me vanaf dat moment dichter naar de tegenstander toe leidde. Ik bleef zichtcontact met mijn tegenstander houden en zette een aanval in zonder acht te slaan op verdere orders vanaf de grond. Omdat mijn tegenstander in westelijke richting vloog, en daarmee naar het donkerder deel van de hemel, verloor ik voor een moment het visueel contact. Mijn boordwerktuigkundige Uffz. Poppelmeyer had echter nog steeds visueel contact en vertelde me zijn positie. Ik identificeerde het vijandelijke vliegtuig als een Wellington en zette de aanval in op een hoogte van 3600 meter om 02.34 uur. Eén aanval was voldoende: de machine begon direct te branden in de romp en beide vleugels. De staartschutter vuurde terug, maar dat was maar voor even: de Wellington explodeerde in diverse stukken die in zee vielen en nog een tijdje op het water bleven branden, op 57 kilometer ten noorden van Ameland. We zagen er niemand per parachute uitspringen, en het lijdt geen twijfel dat de bemanning om het leven kwam. 

(Dit was de 301 Squadron Wellington R1365; de gehele bemanning van zes Poolse vliegers sneuvelde).

 

Na mijn tweede overwinning gaf de grondleiding mij het bevel: 'Let op, er komen nieuwe tegenstanders uw richting uit.' Vanaf de crashlocatie van mijn tweede tegenstander werd ik in noord-noordoostelijke richting gestuurd. Nadat ik te horen kreeg: 'Twee tegenstanders direct voor u uit vliegend', zag ik één daarvan op ongeveer 500 meter voor me en iets hoger dan ikzelf vloog. Ik herkende het als een Whitley. Ik schoot het neer met één aanval op een hoogte van 2200 meter, van achter/onder, om 02.57 uur. Zijn linker motor vloog direct in brand en de Whitley tuimelde in een langgerekte cirkel omlaag, totdat het in zee te pletter sloeg en onder de golven verdween. Dit was op 47 km ten noorden van Ameland. Ik heb niet kunnen zien hoe het met de vliegtuigbemanning afliep."

(Dit was de 10 Squadron Whitley Z6671; het laatste radiocontact vanuit Engeland met dit toestel was om 02.50 uur, zeven minuten voordat Gildner toesloeg. De vijf man sterke bemanning is tot op heden vermist).

Close up van de cockpit van een Do215 B-5 van 4./NJG1 met Ofw. Gildner links; zijn vaste radio/radarman Fw. Müller zit achter hem. (Coll. Mikael Olrog)

Op het staartvlak van hun toestellen lieten de succesvolle Duitse nachtjagers voor iedere overwinning één Abschuss balkje schilderen. Hier zien we Ofw. Paul Gildner's Do215 B-5 in de tweede week van juni 1942, toen hij inmiddels 35 overwinningen had geboekt. (Coll. Hans Grohmann)

Een tekening uit de oorlog die laat zien hoe een Messerschmitt 110 nachtjager een Wellington in zee neerschiet. (Coll. Helmut Conradi)

De Amerikanen komen

De luchtslag bij Texel, 4 februari 1943

Terwijl de Duitse nachtjagers hun handen vol hadden met het bestrijden van het nachtelijke Britse bombardementsoffensief, werd Duitsland op 27 januari 1943 voor het eerst geconfronteerd met een nieuwe bedreiging vanuit de lucht. Op die dag voerde de 8e Amerikaanse luchtmacht haar eerste strategische bombardement op een stad in Duitsland uit. Omdat de Duitsers te weinig dagjagers hadden om aan deze nieuwe dreiging het hoofd te bieden, werden ook de nachtjagers overdag tegen de Amerikanen ingezet. Dit gebeurde op 4 februari 1943 voor het eerst; daarbij had het luchtruim in het Nederlandse Waddengebied ook deze primeur. De Amerikanen bombardeerden die dag Emden. Oblt. Hans-Joachim Jabs, een hoog gedecoreerde veteraan uit de Luchtslag om Engeland in 1940 die nu als nachtjager in IV./NJG1 vanaf de vliegbasis Leeuwarden vloog, leidde acht Bf110 nachtjagers vanaf Leeuwarden om de strijdmacht van B-17 'Vliegende Forten' te onderscheppen.

 

De Duitse nachtjagers vlogen onder grondleiding van de radarstellingen Eisbär, Löwe en Tiger. Even na 12 uur 's middags kregen zij in de buurt van Emden de Amerikanen in zicht - die inmiddels net hun terugvlucht naar Engeland hadden ingezet - en achtervolgden hen over de Waddeneilanden. De Amerikanen waren intussen al ruim een half uur lang in gevecht met éénmotorige Tagjäger (dagjagers); deze rapporteerden tussen 11.27 en 12.40 uur zeven B-17 Abschüsse, bij Den Helder, Leer en Texel.

 

Vol gas vliegend om de snelle bommenwerpers te kunnen achterhalen duurde het tot het luchtruim bij Ameland voordat de eerste Messerschmitt nachtjagers in de aanval konden gaan. In de daarop volgende luchtslag, die zich tussen Ameland en Texel afspeelde, claimden de nachtjagers tussen 12.25 en 12.51 uur het neerschieten van drie Vliegend Forten; om 12.52 uur braken de nachtjagers het gevecht af en keerden terug naar hun Friese thuisbasis. Alle nachtjagers raakten zwaar beschadigd in Amerikaans tegenvuur en twee maakten een noodlanding.

 

Gefr. Erich Handke, radio/radar man in de Nachtjagd bemanning van Uffz. Georg 'Schorsch' Kraft, herinnert zich van zijn 7e operationele vlucht:

"Toen de bommenwerpers weer op hun terugvlucht waren, startten wij in vier paren om een formatie van 60 Boeing 'Vliegende Forten' te onderscheppen. Uffz. Naumann (samen met zijn radio/radar man Uffz. Bärwolf) behaalde zijn eerste overwinning. In zijn paar (samen met Lt. Völlkopf), viel hij de formatie frontaal aan en beschadigde zo een Boeing. Deze moest met een rokende motor en met z'n landingsgestel uitgeklapt de bescherming van zijn formatie verlaten. Naumann maakte direct een scherpe draai en ging opnieuw in de aanval, nu van achteren. Dit had als resultaat dat beide machines in vlammen gehuld naar beneden gingen, maar het lukte Naumann nog wel om een noodlanding op het Noordzeestrand van Ameland te maken. Hptm. Jabs, die met het Ridderkruis was onderscheiden voor zijn 15 luchtoverwinningen boven Engeland in 1940, vernietigde samen met zijn vleugelman ook een Boeing. Uffz. Scherer ging helemaal alleen in de aanval. Hij kondigde over de radio aan: 'Ik heb contact met 50 'koeriers' en ga nu aanvallen'. Daarop dook hij van boven in de formatie, en kreeg van alle kanten tegenvuur. Het lukte hem in ieder geval op één bommenwerper te vuren, maar was gedwongen zijn aanval af te breken omdat zijn hele gezicht vol granaatsplinters zat, en zijn radio/radar man Mehnert vrijwel de hele aan gort geschoten hoogtemeter in zijn gezicht had hangen.

hij was gedwongen zijn aanval af te breken omdat zijn hele gezicht vol granaatsplinters zat

En toen waren Ofw. Grimm en wij aan de beurt. We kregen onze instructies via het radarstation 'Eisbär' en waren de laatsten die de vijandelijke formatie wisten te bereiken, op 7 km hoogte en 20 km ten westen van Texel. Plots zagen we de massa van 60 Boeings voor ons uit vliegen! Ik geef eerlijk toe dat er een rilling van angst door me heenging bij die aanblik. Mijn kameraden hadden precies hetzelfde. In vergelijking tot deze 'Vliegende Forten' waren wij maar klein en nietig. We vielen van de zijkant aan en richtten ons eerst op de formatieleider. Mijn piloot stuurde echter te vroeg in, zodat we geen kans kregen een stoot vuur af te geven en vlogen direct achter de formatie langs. Daarmee trokken we al hun afweervuur aan. We vielen daarop dan maar het achterste toestel in de formatie aan, totdat wij en onze Flügelmann al onze munitie verschoten hadden. Tijdens Grimm's laatste aanval barstten er vlammen uit een Boeing; deze ging omlaag en stortte neer. De perspex ramen in Grimm's Messerschmitt waren er allemaal uitgeschoten, zijn radio/radar man Uffz. Meissner was gewond, en hun linker motor hield er mee op. Wij waren ook gedwongen onze kapotgeschoten en rokende linker motor uit te zetten. Onze beide linker brandstof vleugeltanks en de achterste tank rechts waren doorgeschoten en de brandstof en koelvloeistof leidingen en Schorsch's gepantserde windscherm waren allemaal 'kaputt'. Zo vlogen we elk op één draaiende motor terug naar Leeuwarden. Grimm's enige nog werkende motor sloeg toen ook af, waardoor hij een noodlanding moest maken; die van ons hield het tot na de landing vol. Een spoor van rook achter ons aantrekkend landden we naast Grimm."

 

In de luchtslag gingen in totaal vijf Amerikaanse B-17 Flying Fortresses verloren. 31 vliegers lieten hierbij het leven, 19 werden krijgsgevangen genomen.

 

Er zit een interessant zijlijntje in het verhaal van 4 februari 1943, wat weer een link heeft met de verhaallijn van de strijd om de konvooiroutes in het Waddengebied. Twee van de Amerikaanse bommenwerpers die hun doelen niet wisten te bereiken wierpen hun 22 bommen van elk 500 pond af op een Duits scheepskonvooi ten noorden van Vlieland, als alternatief target. Deze troffen geen doel.

De Messerschmitt Bf110 van Uffz. Alfred Naumann brandend op het Noordzeestrand van Ameland op 4 februari 1943, met één van de bemanningsleden poserend voor de camera. (Coll. Ab A. Jansen)

Hptm. Hans-Joachim Jabs. Naast zijn daglicht overwinning op 4 februari 1943 schoot Jabs in 1943 ook 12 bommenwerpers bij nacht in het Waddengebied neer. Vijf daarvan kwamen onder leiding van Tiger tot stand en vier in Schlei. (Coll. NeunundzwanzigSechs Verlag)

Eén van de vijf Vliegende Forten die neergehaald werden op 4 februari 1943 was de B-17 F 'Memphis Tot' van het 427 Bomb Squadron/303 Bomb Group. Drie bemanningsleden vonden daarbij de dood. Het staartgedeelte ligt hier half in het wad verzonken, zo'n 8 km ten noordoosten van Den Helder. (Coll. Rob de Visser)

Het vergeten verhaal van het Waddengebied